een koude puit 1.0
((vooral) in België)
iemand die het gauw koud heeft; koukleum
Algemene voorbeelden
Hannelore was een 'koude puit'. Vanavond zou ze zich tegen hem aanschurken en haar benen om de zijne slaan.
((vooral) in België)
Hannelore was een 'koude puit'. Vanavond zou ze zich tegen hem aanschurken en haar benen om de zijne slaan.